DE BELANGRIJKSTE VIJVERTYPES
We kennen het fenomeen. Sommige waterpartijen zien er prachtig uit zonder dat men er enige moeite voor doet. Bij andere vijvers loopt het minder vlot en moet men blijkbaar nogal wat inspanningen doen om tot helder water te komen. Een en ander heeft te maken met het type vijver dat men wenst. Sommige vijvertypes behoeven nauwelijks onderhoud, terwijl andere dagelijkse aandacht vragen.
Hét probleem is dat men vaak alles tegelijk wil: grote imposante koi, mooi bloeiende waterlelies, huppende kikkers, een enorme waterval en een metershoge fontein. En het water moet kraakhelder zijn zodat men er ook nog in kan zwemmen… Theoretisch zou dit allemaal kunnen wanneer de vijver héél groot is. Bij beperktere afmetingen is het niet verstandig al het voorgaande samen te willen.
Wanneer men realistisch wil zijn dan zal men moeten kiezen wat betreft de hoofdbedoeling van de vijver. Wel kan men een paar van deze elementen combineren.
Wij nemen de vijf belangrijkste basis types vijver onder de loep, met enkele ‘synoniemen’ erbij.
Type 1: De amfibieënvijver, kikkerpoel of biotoopvijver
De amfibieënvijver is een bijzonder type vijver. Dit is het type vijver dat echt past bij mensen met een natuurminnend hart. Het gaat hier om een waterplas, klein of groot, bedoeld als toevluchtsoord en voortplantingsplaats voor kikkers, padden, salamanders en allerlei ander in zijn bestaan bedreigd waterleven. Een dergelijke plas wordt dus een privé natuurreservaat waar men heel veel zelf kan observeren.
De biotoopvijver mag ondiep zijn maar wil men aan de amfibieën de kans geven er in te overwinteren dan is een diepte van 80 cm in het midden aangewezen. Lange onregelmatige oevers en brede ondiepe gedeeltes worden op prijs gesteld door de diertjes. De beplanting bestaat bijna per definitie uit inheemse planten die men laat verwilderen. Een kikkerpoel wordt best aangelegd op een zonnige of licht beschaduwde plaats. Rust is ook belangrijk, daarom kiezen we voor een plaats wat verwijderd van de woning en zeker ver van de straat. Dit type vijver is erg eenvoudig en aan te leggen en hoeft niet veel te kosten. Na verloop van tijd komt er allerlei leven in. Het wordt een echt natuurreservaat.
Type 2: De plantenvijver of gemengde tuinvijver
De gemengde tuinvijver is een veel voorkomend vijvertype. Het is een vijver waarin planten en belangrijke rol spelen en de aandacht naar zich toe trekken. Wat betreft ligging kiest men best voor een zonnige plaats, zeker wanneer men graag bloeiende waterlelies ziet. Will men er ten volle van kunnen genieten, ook bij minder goed weer, dan legt men deze vijver dicht bij het huis zodat men hem door de vensterramen heen kan bewonderen. De plantenvijver wordt best voorzien van verschillend dieptezones. Ondiepe zones (-20 cm tot -40 cm), middeldiepe plaatsen (-50 cm tot -60 cm) en een diepwaterzone (- 80 tot -90 cm). Zo is er voor elke vijverplant wel een plaatsje naar zijn gading. En ook voor een resem aan dieren die men erin zet of die spontaan aankomen. Als vissen kiest men best soorten die geen planten vernielen, zoals goudrietvoorn en goudwinde of blauwe winde.
Een resem inheemse maar ook tropische en subtropische vijverplanten komen in aanmerking om de water- en oeverzones te bevolken. De planten vijver wordt vaak spontaan bezocht door amfibieën en libellen. En dat is mooi meegenomen. Op gebied van onderhoud betreft valt de gemende siervijver erg goed mee, zeker wanneer er niet veel vissen in zitten. Nu en dan wat corrigeren en her en der wat snoeien, het zijn aangename bezigheden.
Type 3: De koivijver, een vijver voor vissen
Vijvers, speciaal aangelegd voor het houden van veel of grote vissen. Tegenwoordig zien we ze wat minder, maar toch kunnen ze een mooie hobby zijn. Als liefhebber kan men er ongelooflijk veel plezier beleven aan de kleurrijke koivissen die makkelijk handtam zullen worden. In tegenstelling tot de meeste andere vijvers kiest men voor de koivijver liefst een plaatsje in de (half)schaduw. Of men zorgt ervoor dat hij beschaduwd wordt bij felle zonneschijn. Vermits koi toch wel groot wordende vissen zijn zorgt men best voor een vijverlengte van zes meter en een diepte van 120 tot 150 cm. Dan blijven de koi in goede conditie. Om het water goed en helder te houden wordt de vijver aangesloten op een degelijke filterinstallatie. Met degelijk bedoelen we efficiënt, groot genoeg en op een eenvoudige wijze te onderhouden. We denken dan aan een combinatie van trommelfilter en meerkamerfilter en UV-straler. En omdat er in vijver zelf nauwelijks planten kunnen worden gehouden, omdat deze door de grote vissen worden gegeten of ontworteld, voorzien we een beekloop vol met planten of een tweede vijver met planten waarlangs het gefilterde water terugkeert naar de zone met koivissen. Dergelijke vijvers vragen vrij veel verzorging en onderhoud, veel meer dan de andere types vijver. Maar het is een zeer interessante hobby die veel voldoening geeft.
Type 4: De fonteinvijver, de spiegelvijver of het waterelement
Bij waterspelvijvers is het water op zich het belangrijkst. Ze worden aangelegd met de bedoeling het water te gebruiken als zuiver visueel en/of auditief element. Dat als vlakliggende spiegel of voorzien met allerlei systemen van fonteinen en watergordijnen en/of bronstenen. Strakke vormen en reflecterend water, dat maakt de spiegelvijvers prachtig. De reflectie van de omgeving brengt leven naar elke locatie. Ze zijn niet enkel geschikt voor private tuinen maar zeker ook voor parken en bedrijven. Het voordeel van de spiegelvijver is dat – door afwezigheid van vissen – het water weinig vervuilt, waardoor de filterinstallatie eenvoudig kan gehouden worden. Een filterend moeras bijvoorbeeld.
Bewegend water komt weer volop in de mode. Ze zijn een paar jaar weg geweest maar nu zijn ze er weer, fonteinen en watervalletjes en waterlamellen. Ze verlevendigen het spel van het water en voegen aangename geluidseffecten toe. Het gemurmel, geklater en gespetter verdringt storende achtergrondgeluiden, wat zeker in een verstedelijkte omgeving van belang is. De tuin wordt weer een oord van rust, ook al ligt hij in de stad of kort bij een autosnelweg. Om waterverliezen bij wind te vermijden is het verstandig de fontein niet hoger te laten spuiten dan de kortste afstand van de fontein tot de rand van de vijver.
Voor kleine waterspelelementen worden vaak ronde kunststof bakken met of zonder afdekplaat gebruikt. Deze kunnen ook in verloren hoekjes toegepast worden, naast de voordeur, op een klein terras of in een patio. Afdekplaten geven tal van mogelijkheden en laten toe bruisend water in elke tuin te integreren zonder dat er iets van de technische uitrusting te zien is. Het borrelende of spuitende water trekt altijd de aandacht. Reeds op een oppervlak van een halve vierkante meter kan men al iets moois creëren.
Type 5: De zwemvijver als natuurzwembad
Vooral zwemvijvers zijn de laatste jaren erg in zwang. Voordeel is dat ze én zwemgelegenheid zijn én een mooie vijver. Ze kunnen mooi geïntegreerd worden in de tuin. Uiteraard verkiest men een zonnige ligging. Om te kunnen zwemmen is een diepte van 140 à 150 cm nodig. Wat betreft lengte kiest men meestal voor 8 meter en meer om goed te kunnen zwemmen. Maar kleiner kan, bijvoorbeeld in stedelijke omgeving waar weinig ruimte is. Meestal wordt het zwemgedeelte afgescheiden van het beplante en filterende gedeelte. Dan worden de waterplanten niet beschadigd door de golven die veroorzaakt worden door de zwemmers.
De aanleg van een zwemvijver is meestal ietwat goedkoper dan bij een klassiek zwembad. Wat op termijn wel een groot verschil maakt zijn de werkingskosten. Die zijn beduidend lager dan bij een klassiek zwembad. Een grote moerasfilter en waterplanten zorgen voor biologisch gereinigd, gezond water. Het onderhoud vaan een zwemvijver valt erg goed mee. De planten worden éénmaal per jaar afgeknipt en voor de rest wordt de bodem van het zwemgedeelte regelmatig onderhouden met behulp van een vijverstofzuiger. Men beleeft aan de zwemvijver ook veel plezier in de koude jaargetijden en bij slecht weer… want het is een mooie vijver in de tuin.
PLAATS, GROOTTE EN VORM VAN DE VIJVER
Wie een nieuwe vijver gaat aanleggen moet eerst en vooral beslissen waar hij zal komen en welke vorm hij zal hebben. In de natuur zien we water meestal op laag gelegen punten omdat het water daarheen vloeit. Maar… in het geval van een kunstmatige vijver is het laagste punt van de tuin juist niet het meest geschikt om een vijver aan te leggen. Bij zware stortregens komt het water van heel de tuin naar deze plaats en zo in de vijver, wat voor een ongewenste aanrijking kan zorgen. Ook kan waterdruk van de grondwatertafel ervoor zorgen dat op deze plaats de folie naar binnen geduwd wordt. In dat geval wordt drainage voorzien onder de waterdichting. Op een terrein met hoge grondwaterstand kan men ook een verhoogde (of half-verzonken) waterpartij overwegen.
BELANGRIJK: We letten er op dat er geen regenwater via de tuin in de vijver kan vloeien. Ook niet onrechtstreeks via paden en terrassen. Regenwater dat via de tuin in de vijver vloeit brengt vervuiling en meststoffen mee, wat ongewenst is. De vijverboord moet daarom iets boven het maaiveld uitsteken. Dan kan er bij hevige regenval geen water naar de vijver toe vloeien. Indien dit niet mogelijk of niet gewenst is, dan is het sterk aanbevolen een drainagesysteem rond de vijver te voorzien zodat het regenwater dat uit de tuin komt niet in de vijver vloeit maar weg wordt geleid.
Een belangrijk element is de hoeveelheid licht. Wie houdt van bloeiende planten zorgt er best dat de vijver voldoende zonlicht krijgt. Dit geldt zeker wanneer men waterlelies wil toevoegen, die omzeggens niet bloeien in de schaduw. Een waterlelievijver zou minstens zes uur per dag uit de schaduw moeten liggen. Te veel zonlicht daarentegen kan, zeker bij ondiepe vijvers, de oorzaak zijn van te snelle opwarming van het water op zomerse dagen met als gevolg meer kans op algenbloei. Wat schaduw over de middag is ideaal. En een zwemvijver… die leggen we uiteraard als het kan in volle zon.
Een ligging uit de wind valt te prefereren. Dit om het microklimaat iets gunstiger te maken en het omwaaien van hoge vijverplanten te vermijden. Beschermd door muur en haag wint men vlug een graadje of een paar graadjes en dat is belangrijk voor een aantal toch wat warmtebehoeftige vijverplanten en voor de koudbloedige vijverdieren.
Grote bomen in de buurt van de vijver kunnen problemen geven en dit niet alleen vanwege hun schaduw, maar ook omwille van bladeren die in het water vallen. De bladeren gaan ontbinden en kunnen een te zware belasting zijn voor het evenwicht in de vijver, zeker in de herfst. Dit probleem kan wel gedeeltelijk opgelost worden door in de herfst een net over de vijver te spannen. Andere problemen die bomen kunnen veroorzaken zijn doorboren van de folie met hun wortels of grote vallende takken (storm).
Toegankelijkheid voor een graafmachine is een factor bij het aanleggen van grotere waterpartijen. Denk er ook aan dat de machine veel plaats nodig heeft rond de plek om te manoeuvreren en de grond te verwijderen. Een andere te overwegen factor is de gemakkelijke aanvoer van elektriciteit en water. We denken ook aan afvoermogelijkheden voor water via riolering of een lagergelegen stuk land. Dit om de vijver gemakkelijk te kunnen ledigen bij eventuele lekken of herinrichting.
Wil men het mooiste uit een (klein) stukje tuin halen dan profiteert men van het vermogen van water tot lichtweerkaatsing. Niet alleen het licht van zon en maan worden weerkaatst maar ook de omgeving. Planten, bomen, gebouwen worden rimpelend vervaagd en verkleurd tot een impressionistisch schilderij dat er altijd anders uitziet, elke dag, elk uur. Als stelregel kan men zeggen dat een vijver best zo groot mogelijk gemaakt wordt. Water versterkt immers het effect van zijn omgeving.
De minimumafmetingen van een ‘echte vijver’ moeten ergens liggen rond de 4 vierkante meter met een diepte van minstens 50 cm. Al wat kleiner is kan men beter bestempelen als een ‘mini vijvertje’. Niet dat daar iets op tegen is maar de mogelijkheden zijn dan eerder beperkt. Naargelang de waterpartij groter wordt dan voornoemde minimumafmetingen wordt het gemakkelijker het juiste evenwicht te bekomen, op voorwaarde dat er voldoende diepte is. Diepte is van belang om de watertemperatuur te stabiliseren, zowel in de winter als in de zomer. Wat grotere sier- of plantenvijvers zijn best overwegend 60 cm diep met een stuk dat 80 tot 125 cm diep is. Deze laatste zone is belangrijk voor de overwintering van de levende organismen. Het heeft echter geen zin de vijver dieper te maken, niet voor de waterlelies en niet voor de meeste vijvervissen, tenzij men koi wil houden. Voor grote koi en voor zwemvijver wordt een diepte van 150 cm meter aanbevolen.
In een kleine tuin een grote vijver aanleggen vraagt wat durf en veel rompslomp tijdens de aanleg maar de tuin verandert zo in een oase die zijn weerga niet kent in een stedelijke omgeving. Men hoeft zich geen zorgen te maken over het onderhoud. Voor eenzelfde oppervlak is er aan een goed aangelegde vijvertuin veel minder werk dan aan een gewone siertuin.
Een vijver vlak bij de woning
De grens tussen tuin en woning vervaagt; de tuin wordt een extra leefkamer. En wat is er mooier dan een spiegelende waterpartij als verlengde van je woning? Kortom: een vijver betekent in de hedendaagse tuin meer welzijn en welvoelen, meer natuurlijkheid en echtheid.
Formele vijvers hebben een geometrisch vorm. Ze hebben een duidelijke grens naar de tuin toe. Tegenwoordig worden er vrij veel formele vijvers aangelegd. Het belangrijkste kenmerk van dit type vijver is rust, het ruimtelijke effect en de strakke randafwerking. Vaak wordt de rand van deze vijvers afgewerkt met hout, klinkers, arduinsteen e.d. Een formele vijver is een luxueuze en duurzame toevoeging aan de tuin.
Informele vijvers zijn glooiend van vorm. Ze lopen vaak maar niet altijd ongemerkt over in de tuin. Natuurlijke elementen zoals planten en rotsen vormen dan de grens tussen water en land. De tuin wordt zo een natuurlijk landschap. Informele vijvers worden vaak toegepast in – vooral grotere – landschappelijke tuinen. Zeker in combinatie met semi-wilde beplanting kan een informele vijver de beste keuze zijn.
Wat de vorm betreft moet men zich uiteraard in de eerste plaats laten leiden door zij eigen voorkeur. Toch leert de ervaring dat eenvoudige, vaak rechtlijnige vormen het best in te passen zijn in de doorsnee tuin. Dit om de simpele reden dat er meestal al veel rechte lijnen zijn: muren, omheiningen, paden… Zelfs een strakke rechtlijnige vijver behoudt altijd iets wilds, natuurlijks omdat waterplanten uitbundig en lukraak groeien en vaak losse vormen hebben. De ronde waterleliebladeren contrasteren ook mooi met rechte lijnen.
Een waterpartij kan de vorm van een plek visueel veranderen. Een lange smalle vijver in de lengterichting van de tuin aangelegd zal deze langer doen lijken. Terwijl een vijver in de breedte aangelegd de tuin korter doet lijken. Ook zijn er visuele grapjes uit te halen met spiegels, iets wat zeker te overwegen is in een klein stadstuintje. Vlonders kunnen de oever overlappen en de indruk opwekken dat het water eronderdoor vloeit. Vlak naast de woning gelegen zorgt de spiegelende plas ervoor dat het gebouw tweemaal te zien is, rechtopstaand en ondersteboven.
Veiligheid van kinderen garanderen
Een vijver is voor jonge kinderen niet enkel aantrekkelijk maar mogelijk ook gevaarlijk. Een omheining rond de vijver zorgt ervoor dat kleine kinderen geen toegang krijgen, tenzij met de hulp van een volwassene. De omheining moet een kind tegen houden en mag geen blessures veroorzaken. Het slot moet zo zijn dat het niet door een klein kind kan geopend worden. Het moet een degelijke barrière zijn en niet iets wat uitnodigt tot een klimpartij en gemakkelijk te overwinnen is. Een dichte haag doornige struiken is ook een mogelijkheid of anders een rooster stevig tuinafrasteringsgaas dat horizontaal op 10 cm onder de waterspiegel in de vijver ligt.
GRONDWERKEN, CONSTRUCTIE en WATERDICHTING
De meeste vijvers worden gewoonweg uitgegraven in de bodem en daarna waterdicht gemaakt. Onder welke helling gegraven wordt hangt af van de afwerking die de vijver zal krijgen en van de samenstelling van de bodem. Om zeker te zijn van stabiliteit graaft men normaal niet steiler dan 45 graden, in zuiver zandgrond zelfs nog iet minder steil. Bij leemgrond lukt het met een helling van 40° ten opzichte van de loodlijn. Om schuine wanden stabiel te maken en te houden is het gebruikelijk een 15 cm dikke laag stabiliseerzand te gebruiken van 150 à 200 kg cement/kuub zand. Dan kan men ook bij zandgrond een helling van 40° ten opzichte van de loodlijn aanhouden.
Plantenvijvers zal men meestal trapvormig uitgraven, dus met verschillende horizontale dieptezones. Een dergelijke uitgraving heeft verschillende voordelen. Men hoeft niet heel veel grond te verzetten, de uitgraving is stabiel, men bekomt allerlei milieus die leuk kunnen beplant worden met een grote variatie aan vijverplanten. Een dergelijke ‘trappenvijver’ is goed toegankelijk, wat het onderhoud aanzienlijk vergemakkelijkt.
Wanneer verticale wanden gewenst zijn dan gaat men aan de slag met gegoten beton, gemetste betonblokken of stapelblokken waar nadien beton in wordt gestort. Toch zeker wanneer het gaat om diepe vijvers (150 cm diep) zoals het geval is bij zwemvijvers en koivijvers moet men zorgen voor een degelijke constructie. De muren moeten op een fundering rusten.
Minder diepe vijvers (max. 1 meter) met verticale wanden worden soms aangelegd met behulp van betonnen L-elementen, met betonplex of met betonplaten, die allen voor de stevigheid langs de buitenkant voldoende worden gestabiliseerd met stabiliseerzand of met droge beton.
Wanneer men de vijver wenst af te werken met blauwe steen of graniet dan ligt daaronder een fundering of een muur. Blauw hardsteen is nog steeds een topper wat betreft randafwerking. Het is een tijdloos materiaal dat klasse uitstraalt. Er zijn veel mogelijkheden mee. Graniet is een alternatief.
Om een smalle horizontale vijverboord te maken gebruikte men vroeger vaak latten en paaltjes uit tropisch hardhout. Tegenwoordig gebruik men een ecologisch alternatief, namelijk ecolatten en ecopaaltjes. Deze zijn vervaardigd uit gerecycleerde kunststof. Ze zijn rotbestendig en zowel bruikbaar voor glooiende als rechte vormen. Ze zijn veel praktischer dan houten latten, gaan langer mee en zijn bovendien goed voor het milieu! Opgelet, gebruik voor rechte vormen steeds rechte latten en voor glooiende vormen steeds latten op rol. De paaltjes worden verticaal de grond in geklopt, op een afstand van 50 cm. Daarna wordt de horizontale lat er vijf centimeter hoger op bevestigd met behulp van twee roestvrij stalen schroeven per pikketje. Dan zullen de paaltjes niet zichtbaar zijn onder de folie en bekomt men een nauwelijks zichtbare rand van ongeveer één centimeter breed.
Vijverfolie is en blijft het meest gebruikte materiaal om een waterpartij af te dichten. De aanleg van een folievijver is eenvoudig en wat betreft de vorm heeft men bijna onbeperkte mogelijkheden. EPDM rubberfolie en homogene TPO folies zijn het meest gebruikt voor de aanleg van vijvers klein en groot. Gezien het zeer vervuilende karakter van PVC folies past dit type folie volgens ons niet in een biologische omgeving.
WATER VOOR EN VAN DE VIJVER
Eens de vijver aangelegd wordt hij gevuld met water. In de meeste gevallen zal men leidingwater gebruiken en dat is meestal in orde… maar het is nog niet dadelijk vijverwater. Het leidingwater bevat chloor als ontsmettingsmiddel, maar deze verdwijnt snel zodat men al na 48 uur planten kan toevoegen in de vijver. Meestal is leidingwater hard, kalkrijk. In sommige gemeentes is het water zelfs zeer hard. Daar doet men er goed aan dit harde water te ‘verdunnen’ met regenwater wanneer men dat heeft.
Gebruik in landbouwgebieden geen putwater opgepompt van beperkte diepte. Het kan verontreinigd zijn met uitgespoelde meststoffen, nitraten, fosfaten en zelfs pesticiden. Water uit diepere grondlagen kan meestal wel gebruikt worden. Bij twijfel kan men een analyse laten doen. IJzerhoudend grondwater, opgepompt uit een diepe put kan geschikt gemaakt worden voor het (aan)vullen van de vijver. Pomp dit water eerst in een container en belucht het gedurende een dag alvorens het in de vijver te laten lopen.
Om de kwaliteit van vijverwater te bepalen zijn er allerlei, gemakkelijk uit te voeren, analyse-sets beschikbaar. Vaak meet men de pH (zuurgraad), de KH (carbonaathardheid), het ammoniumgehalte en het nitrietgehalte als de belangrijkste parameters. Bij problemen is het verstandig ook te letten op de GH (totale hardheid), het zoutgehalte (bij slechte plantengroei), het nitraatgehalte en het fosfaatgehalte (bij algengroei).
Het bepalen van de waterwaarden moge dan gemakkelijk zijn, het krijgen van inzicht in de scheikundige processen, die zich in het water afspelen is vaak wel een probleem. Dat is een moeilijk vakgebied. En inzicht is noodzakelijk als het water afwijkende waarden vertoont en men wil ingrijpen. Water is ‘moeilijk’ en wanneer men één parameter verandert dan heeft dat impact op andere ‘evenwichten’.
Een vijver ‘zoekt’ zijn eigen biologisch evenwicht en kan OK zijn hoewel de waterwaarden afwijken. Een mineraalrijke vijver met pH iets boven de 7 is in orde. Een mineraalarme licht zure vijver met pH 6 à 7 is in orde en een zure vijver waar de pH daalt tot 4,5 of 6 kan een grote rijkdom aan verschillende plantensoorten bevatten, planten die het niet zouden doen in andere vijvers.
Men kan een vijver helpen door het toevoegen van natuurlijke reinigingsbacteriën. Die brengen de biologische zelfreiniging van het vijverwater heel snel op gang. Een lichtfilter op basis van humine voorkomt algenproblemen, verbetert de groei van vijverplanten, vermindert de stress bij vissen en verhoogt hun afweerreactie.
VIJVERFILTERS
Een heldere vijver zonder enig filtersysteem, is dat mogelijk? Ja, het kan: een weelderig beplante plas met in verhouding erg weinig vissen kan lukken, toch indien het wat meezit. Wanneer er meer of grotere vissen in rondzwemmen of wanneer het tegenzit, zal men de natuur echter een handje moeten helpen. Dat betekent in de praktijk een filter installeren.
Wanneer de werking van filters wordt uitgelegd merken we dat er vaak een grens getrokken wordt tussen mechanische filters en biologische filters. De waarheid is dat een biologische filter ook gedeeltelijk mechanisch werkt en dat een mechanische filter ook voor een deel biologisch werkt. Een goede filter is zo ontworpen dat hij tegelijkertijd mechanisch én biologisch efficiënt is. Een filter moet goed doordacht zijn. De bouw en vulling zijn belangrijk. Hij moet ook gemakkelijk te onderhouden zijn. Het onderhoud moet bovendien snel kunnen gebeuren en zonder overdrijving.
Type 1: Mechanisch filteren
Mechanisch filteren betekent vuildeeltjes wegvangen uit het water. Men kan dit vergelijken met een zeef. Vuildeeltjes die groot genoeg zijn worden tegengehouden door de mazen, terwijl water en kleinere vuildeeltjes door de openingen vloeien. Doordat meer en meer vuildeeltjes in de zeef blijven liggen gaan zij zelf de doorstroomopeningen verkleinen en uiteindelijk raakt de zeef zo met vuil verzadigd dat er geen of nauwelijks meer water door kan. Het is dan ook nodig de filterzeef regelmatig te reinigen. Een opeenvolging van zeven, van grof naar fijn is vaak het meest efficiënt. Maar er zijn ook zeven die door hun speciale bouw in één stap erg fijn kunnen filteren, zoals de boogzeven.
Ook bezinking is een vorm van mechanisch filteren, maar dan wat meer geëvolueerd en vooral gebruiksvriendelijker. Zo bezinken zwaardere vuildeeltjes bijvoorbeeld in het midden van een conische vortexkamer.
Type 2: Biologisch filteren
Stoffen die in het water opgelost zijn kunnen niet tegengehouden worden door zeven. Het water er door loopt zal nog steeds belast zijn met bijvoorbeeld kleurstoffen, urine van vissen en een aantal chemische componenten.
Biologisch filteren betekent reinigen met behulp van bacteriën. Deze bacteriën gaan afvalstoffen omzetten in door planten opneembare moleculen. De verontreinigingen afkomstig van uitwerpselen van vissen, resten van voeder, dode organismen etc. bevatten onder andere fosfaatverbindingen en ammoniak. De giftige ammoniak wordt door de werking van in de filter groeiende bacteriën omgezet in minder giftig nitriet en vervolgens in het zo goed als niet giftige nitraat. Het gaat hier om aerobe chemische reacties die zuurstof nodig hebben, veel zuurstof. Filters die zuurstof toevoegen aan het water zijn daardoor altijd efficiënter dan andere. De uiteindelijke restproducten van de biologische afbraak die in deze filters gebeurt zijn onder andere fosfaat en nitraat. Deze moleculen zijn belangrijke meststoffen voor planten.
De efficiëntie van een filter
Er bestaan allerlei soorten filters, van eenvoudige goedkope tonnetjes tot gesofisticeerde en ingewikkeld apparaten. De frequentie van het onderhoud varieert in functie van de hoeveelheid afval gegenereerd door de bewoners van de vijver. Een vijver vol met grote vissen vraagt dat de filter vaker wordt onderhouden. Hou de vijver in het oog, met wat gezond verstand komt men tot de juiste frequentie wat betreft onderhoud. Zware ingrepen die lang duren vermijdt men best. In een stilstaande filter sterven de nuttige bacteriën immers af en krijgen we ophoping van ammoniak en nitrieten. Langer dan twee uur stil staan mag niet. De best opgevatte filters kunnen schoongemaakt worden in een paar minuten en zo hoort het. Met schoonmaken bedoelen wij het verwijderen van het grove vuil, van de vaste uitwerpselen en van andere bezonken vuildeeltjes.
Eenvoudige, gesloten filters
Filtertonnetjes zijn eenvoudige filters. Onder lichte druk wordt het vijverwater door filtermassa’s (vooral filterschuim) binnenin een buiten de vijver geplaatste ton geleid. Bijna alle merken bieden ze aan en doordat ze zo goedkoop zijn worden ze vaak gekocht door beginnende vijverbezitters. Voor zeer kleine vijvers zijn ze bruikbaar.
Drukfilters zijn wat meer geëvolueerde filtertonnen die een betere dichting hebben en die een hogere druk verdragen. Het vijverwater wordt er onder druk door filtermedia geperst (ook overwegend filterschuim). Een schuifhendel of draaihendel laat toe de sponzen van buitenaf samen te drukken. Sommige van deze filters kunnen gedeeltelijk ingegraven worden naast de vijver. Aan hun uitgang heerst nog druk zodat het water dat uit de filter komt bijvoorbeeld naar een hoger gelegen waterval kan worden geleid. Ze zijn geschikt voor kleine vijvers.
Eenkamerfilters
Eenkamerfilters zijn een oplossing voor niet al te grote tuinvijvers zonder overdreven visbezetting. De aanwezigheid van een aflaat onderaan waarlangs men het bezinksel kan doen wegvloeien is zeker een pluspunt. Belangrijk is een goed vulling, bestaande uit bijvoorbeeld filtermatten. Deze filters nemen vrij weinig plaats in en kunnen soms gedeeltelijk ingegraven worden. Ze zijn dus gemakkelijk weg te moffelen. Maar het blijven natuurlijk maar eenkamerfilters.
Meerkamerfilters
Meerkamerfilters zijn gecombineerde filters die zowel mechanisch als biologisch efficiënt werken. Zij worden beschouwd als de beste filters en zijn een noodzaak wanneer men vijvers met veel en of grote vissen op een verantwoorde manier wil verzorgen. Het werkingsprincipe is het volgende:
Het vervuilde water komende van de vijver wordt eerst naar een vortexkamer geleid. Het water ontdoet er zich van de zwaarste vuildeeltjes, die er bezinken. Vervolgens komt het water in een kamer die veelal gevuld is met borstels. Borstels vangen veel vuil zonder dat ze kunnen verstoppen. Vervolgens wordt het water naar een volgende kamer geleid die vaak filtermatten bevat. Deze matten vormen een goed aanhechtingssubstraat voor nitrificerende bacteriën. Daarna komt het water terecht in een kamer met fijnere substraten zoals vijversubstraat of beter clinoptiloliet. Ook hierop groeien de nuttige bacteriën en ondertussen wordt het water ontdaan van de kleinste zwevende deeltjes. Uiteindelijk loopt het gezuiverde water terug naar de vijver. Voorgevormde filters van dit type zijn gemakkelijk zelf te installeren. De beste systemen hebben verschillende kranen voor afvoer van het bezinksel en zijn uiterst gemakkelijk wat betreft hun onderhoud. De toprange is voorzien van tussenkamers waar het water extra belucht wordt.
Wervelbedfilters
In een bewegend bed komt de biologische reiniging van het vijverwater aan het bod. Als drager voor de reinigingsbacteriën gebruikt men hier veelal beads uit kunststof. Deze vormen zo een groot en mobiel oppervlak voor bacteriegroei, doordat ze in beweging worden gehouden door de luchtuitstroom van een krachtige luchtpomp. De nuttige microflora staat zo continu in contact met zuurstof en voedingsstoffen nodig voor hun groei.
SKIMMERS EN BOOGZEVEN
Dit zijn eigenlijk voorfilters. Beiden zijn eenvoudig in gebruik, onderhoud en verminderen de belasting van de koi- of zwemvijver in hoge mate. Met skimmers kan men tot 85% van het oppervlaktevuil verwijderen vooraleer het naar de bodem zinkt. Dit betekent dat veel verontreiniging weggehaald wordt alvorens deze gaat ontbinden. Skimmen betekent dus vervuiling vermijden.
Een boogzeef is een mechanische voorfilter met fijne openingen van 300 à 200 micron. Er bestaan types die bovenop een meerkamerfilter kunnen worden geplaatst. Vervuilende deeltjes zoals bladeren en voederresten worden door de inox zeef tegengehouden. Dat maakt dat de biologische filtermedia beduidend minder zullen belast worden. Boogzeven zijn gemakkelijk te onderhouden. Met een paletmesje verzamelt men het vuil dat op de zeef blijft hangen. De toepassing van skimmers in combinatie met een boogzeef is een geweldige stap vooruit in de efficiënte van de filtering van veel vijvers.
Trommelfilters reinigen zichzelf
Trommelfilters zorgen voor een nog fijnere filtering. Bij trommelzeven zijn de openingen slechts 70 micron, dus 3 à 4 maal fijner dan bij een boogzeef. Dat betekent dus dat ze ook de meest minuscule vuildeeltjes verwijderen en uit de cyclus halen. Trommelzeven geven de meest fijne mechanische filtratie van uw vijverwater. Bovendien gebeurt het reinigen hier volautomatisch door terugspoelen. De beste trommelfilters gebruiken geen kraantjeswater maar het eigen gefilterde water voor de reiniging (met geïntegreerde drukpomp).
Moerasbedfilters doen hun werk bij propere vijvers
Filteren met behulp van een moerasbed… het kan goed lukken… maar het kan ook volledig verkeerd lopen. Heel wat moerasbedfilters worden verkeerd gebouwd of worden ingezet voor types vijver waarvoor ze minder geschikt zijn. Een koivijver of goudvissenvijver enkel en alleen filteren met een moerasbed is niet verstandig omdat hier een te grote vuillast is. Bij zwemvijvers en spiegelvijvers zal men meer succes boeken.
Voldoende diepte van het moerasbed zorgt ervoor dat de plantenwortels niet tot op de bodem reiken en daar dan ook niet in bijvoorbeeld de drainageslangen kunnen groeien. Wortels van moerasplanten groeien vooral tot 60 cm diep, zelden dieper. Een moerasbeddiepte van een meter of meer is daarom aanbevolen. Het water loopt door de moeraszone van boven naar beneden (downflow) of van beneden naar boven (upflow). Beide systemen hebben hun voor en nadelen. Dikwijls kiest men bij zwemvijvers voor downflow. De voornaamste reden is de lage kostprijs en de eenvoud van de opstelling. Nadeel is dat zo’n downflow moeras dreigt te verstoppen na x aantal jaren. Een verzadigd volgegroeid moerasbed leegmaken is geen lachertje. Het betekent vele uren lastig werk. Het is beter er voor te zorgen dat de verzadiging wordt vertraagd of niet kan optreden. Upflow geeft eigenlijk betere resultaten, zeker op lange termijn. Hier zorgen skimmers en een pompput uitgerust met filtermatten of een boogzeef er voor dat het grootste deel van de vervuiling wordt afgevoerd. Het kleine vuil dat nog over blijft laat men onderaan bezinken in een “kamer” onder het moerasbed. Dit betekent dus dat het water in drie stappen wordt ontdaan van vuildeeltjes alvorens het door het eigenlijke moerasbed vloeit.
UV FILTERS vs UV STRALERS
UV stralers worden wat betreft vijvers in de praktijk vooral gebruikt om groen water tegen te gaan. Groen water komt nogal eens voor in nieuw aangelegde vijvers, in onbeplante vijvers en in met vissen overbevolkte vijvers. De groene kleur komt van ontelbare microscopisch kleine algen die in het water zweven. Doordat ze zweven worden ze met de waterstroom mee door de UV eenheid gevoerd en daar aangetast door de lichtstralen.
En de nuttige bacteriën? De voor het vijverevenwicht belangrijkste micro-organismen zoals de nitrificerende bacteriën zweven niet in het water… maar zitten vast op dragers (folie, planten, filtervulling…) en worden dus helemaal niet aangetast door de lichtstralen omdat ze er niet mee in contact komen. Wel een aandachtspunt: wanneer men commerciële bacteriën aan het systeem toevoegt zal men de UV installatie gedurende 48 uur uitschakelen om aan deze nieuw toegediende bacteriën de kans te geven zich te vestigen.
VERZORGING EN ONDERHOUD
Het voorjaar
In het voor jaar gaat men omzichtig te werk. Het vijverleven komt stilaan op gang maar is nog erg fragiel. Voorzichtig verwijdert men ingewaaide bladeren. Een of ander harkje kan een handig hulpmiddel zijn. Ook vijverschaar en vijvertang bewijzen nu hun nut. Afgestorven delen van vijverplanten kan men in het voorjaar stilaan beginnen weghalen, zeker wanneer de planten gemakkelijk bereikbaar zijn. We plukken of knippen ook de waterplanten bij vooraleer ze beginnen uit te lopen. Indien we daar te lang mee wachten zullen we in de jonge scheuten knippen en dat is niet de bedoeling. In de lente knipt men de stengels van de oeverplanten tot onder water af, anders blijven er lelijke ‘stoppels’ over.
Men controleert pompen en filters om verrassingen te vermijden. Indien de filter is blijven draaien tijdens de winter dan kan men hem in het vroege voorjaar een reinigingsbeurt geven. Wanneer de filter stil heeft gestaan in de winter mag men niet vergeten het filtermateriaal te reinigen of eventueel te vervangen alvorens de installatie terug op te starten rond eind maart. Denk ook aan de UV-straler, want in de lente kunnen de microscopische algen waterbloei veroorzaken (groen water). Het is zeker geen slecht idee een vervanglamp voor de UV-straler nu al te gaan halen of bestellen. De UV-lampen verliezen immers erg veel van hun effect wanneer ze ouder worden. Na een jaar werking moeten ze vervangen worden. Ondertussen kuist men de kwartsbuis die rond de lamp zit.
Het kan nuttig zijn de waterwaarden eens na te meten. Vaak zullen zuurgraad en hardheid niet optimaal zijn in de lente. Meestal is het vijverwater in de lente niet hard genoeg want het is door regen en sneeuw verdund. Men corrigeert de waarden indien nodig. Het toevoegen van een bacteriecultuur zal helpen om de bacteriën zo snel mogelijk weer hun werk te laten doen.
Men controleert de conditie van de vissen. Zwakke en stille exemplaren verdienen speciale aandacht. Men voedert met wintervoer tot de temperatuur echt begint te stijgen. Vervolgens gaat men stilaan en geleidelijk over op normaal zomervoer.
Ten vroegste omstreeks half maart kan men het plantenbestand beginnen herschikken. Men kan planten verwijderen, toevoegen, delen of verjongen. Indien de groei van de planten vorig jaar tegenviel dan kan men nu de planten verwennen. Ze krijgen nieuwe vijveraarde en worden bemest. Dit gebeurt met speciale vijverbemesting in de vorm van pastilles. De meeste vijverplanten worden best om de twee tot drie jaar verplant. Vanaf april wordt het aanbod vijverplanten in de handel groter. Niet winterharde drijfplanten zoals watersla en waterhyacint kunnen pas na 15 mei in de buitenvijver.
De zomer
De zomer is er om te genieten. Er is in de watertuin veel te beleven maar normaal gezien weinig te doen. Het detecteren en verhelpen van kleine probleempjes is het belangrijkst. Controleer regelmatig of de pomp correct werkt en of de aanzuig niet verstopt is. Afhankelijk van visbezetting en filtertype zal een regelmatig reinigen van de filter aangewezen zijn.
Gelukkig komen ziekten en schimmels omzeggens niet voor bij moeras en vijver. Ze kunnen wel optreden wanneer planten verzwakt zijn door minder gunstige omstandigheden. Bijmesten kan nuttig zijn. Waterlelies mogen op de top van hun groei zelfs maandelijks bemest worden met speciale voedingspastilles voor vijverplanten. Gele bladeren worden weggeplukt indien men er zonder veel problemen aan kan. Ook uitgebloeide waterleliebloemen belanden op de composthoop.
Bladluizen kunnen soms optreden. Ze worden in en rond de vijver niet bestreden met pesticiden. Dat zou een ramp zijn voor het waterleven. Meestal zijn de luisjes eenvoudig te verdelgen door de tuinslang erop te richten en ze in het water te laten tuimelen waar ze met graagte verorberd worden door de vissen.
Ook de (late) zomer is een erg mooi moment om een nieuwe vijver op te starten. Beplanten kan immers probleemloos tot half september voor zowat alle vijverplanten. Met uitzondering van de waterlelies die men best ten laatste in juli verplant. Men heeft in de zomer dus ruim de tijd om een vijver te maken. Goed geassorteerde kwekerijen hebben ook in de zomer heel wat mooie planten te koop.
De nazomer
Augustus is volledig anders dan juli. De vijver is over zijn top en we zien de groei stilaan stilvallen. De nachten lengen zienderogen en dat geeft soms zuurstoftekort… wanneer er teveel zuurstofplanten in de vijver aanwezig zijn. Dit lijkt op het eerste zicht onlogisch tot we eventjes nadenken. Zuurstofplanten leveren overdag zuurstof maar doordat het water in augustus warm is kan er niet veel zuurstof in opgelost worden. Het teveel aan zuurstof ontwijkt onder de vorm van gasbelletjes en is dus verloren voor het vijvermilieu. ‘s Nachts gaan de zuurstofplanten zuurstof verbruiken. Tegen de morgen aan kan de zuurstof volledig opgebruikt zijn wat uiteraard dodelijk is voor de vissen. Het is daarom belangrijk begin augustus grote opruim te houden en een groot deel van de zuurstofplanten op de composthoop te gooien.
Verwijder zonder aarzelen 2/3 tot 3/4 van de aanwezige massa zuurstofplanten. Men maakt ondertussen van de gelegenheid gebruik om uitgebloeide waterleliebloemen te verwijderen en doen hetzelfde met geel geworden waterleliebladeren. Te sterk voortlopende oeverplanten zal men terugsnoeien. Men legt heel deze troep eerst een tijdje te rusten naast de vijver. De kleine diertjes die erin zitten kunnen dan terug naar de vijver kruipen. Na een dag of twee gaat de massa op de composthoop.
Het najaar
Een grote bron van vervuiling in de herfst zijn de vallende bladeren van bomen en struiken. De blaadjes gaan eerst even drijven en zinken daarna naar de bodem van de vijver. Daar gaan ze rotten en moerasgassen vormen. Met een schepnet op een telescopische steel kan men de blaadjes uit het water scheppen. Ook de skimmers halen een hele boel blaadjes weg maar teveel is teveel. Als er echt veel grote bomen rond de zwemvijver staan is het praktisch de zwemvijver tijdelijk af te dekken met een fijnmazig afdeknet.
Geknakte en in het water drijvende stengels van oeverplanten knipt men best af. Nog rechtstaande stengels van vijverplanten worden normaal gezien niet afgeknipt in het najaar. Indien men ze nu verwijdert dan zal de vijver er heel lang kaal uitzien, zo zonder enig verticaal element. Men knipt de stengels in het najaar niet onder water af maar zo’n 10 à 15 cm boven het wateroppervlak. Dit om te vermijden dat er water binnendringt via deze holle stengels, wat schadelijk kan zijn voor de wortels in de koude periode.
De nazomer en het vroege najaar zijn erg belangrijk voor de vissen. Tijdens deze periode doen zij krachten op voor de komende winter. Zolang de temperatuur nog 16°C bedraagt geeft men energierijk voedsel. Naarmate de watertemperatuur onder de 16°C daalt schakelt men meer en meer over op lichtverteerbaar wintervoer. De hoeveelheid voer wordt verminderd naarmate de temperatuur verder afzakt. Men geeft nu slechts zoveel voeder als de vissen onmiddellijk opeten.
De winter
Hoe gaat men de vijver voorbereiden op de winterse kou? Een en ander… hangt af van strengheid van de winter en van de grootte van het vijversysteem en de technische uitrusting ervan. Sommige winters vriest het nauwelijks, andere winters kennen periodes van diepe vorst. Maar lange periodes van diepe koude zijn zeer zeldzaam in onze streken.
Bij kleine vijvers is het gebruikelijk in de herfst omstreeks eind oktober de filterinstallatie af te koppelen en ledigen. De pomp blijft werkloos in diep water liggen of wordt er uit gehaald wanneer de vijver echt ondiep is. Bij grote installaties zoals een aantal zwemvijvers en koivijvers is het gebruikelijk dat de filterinstallatie blijft draaien, maar eerder op een lager debiet. Frequentie gestuurde pompen zijn hiervoor ideaal en zorgen voor energiebesparing. Waar mogelijk legt men isolatie op bijvoorbeeld de pompput of de meerkamerfilter. Sommige filtersystemen zijn voorzien van een ‘wintercircuit’. In plaats van via de skimmers komt het water aan via een doorvoer in de zijwand (vaak op 40 cm diepte geplaatst). Ook wanneer er een bottom drain aanwezig kan men het water langs daar laten lopen.
Men laat het waterpeil zakken wanneer er overstekende dekstenen zijn die omhoog zouden kunnen gedrukt worden door ijs op het water (ijs heeft meer volume). Enkele cm is voldoende. Uit ervaringen uit het verleden weten we dat vooral UV-stralers en kranen het meest gevoelig zijn voor beschadigingen door vorst. Schakel de UV-straler daarom af en laat hem leeg lopen en isoleer kranen zoveel mogelijk. Er bestaan ook verwarmingskabels die men rond leidingen en gevoelige elementen kan draaien. Zo kan men de ergste vorstperiodes door raken zonder problemen.
Wanneer de vijver bevroren is blijven er omzettingsgassen vastzitten onder het ijs. Dat is minder goed voor het vijvermilieu. Daarom zorgt men er best voor dat deze gassen kunnen ontsnappen. Dichtvriezen kan permanent en op een zeer efficiënte en energievriendelijke manier tegengegaan worden door een luchtuitstroomelement in de vijver te hangen, verbonden met een luchtpomp. Laat u niet verrassen door soms vroeg aanvallende winterkou en installeer de luchtuitstroom ten laatste begin december.
Luchtpompen zijn van belang in winter en zomer
Luchtpompen leveren een meer dan behoorlijke positieve bijdrage tot het vijverevenwicht. In de winter houden ze een wak open in het ijs, ook wanneer het vele graden onder nul vriest. En in de zomer zorgen ze voor voldoende zuurstof. Zuurstof is levensnoodzakelijk voor het waterleven en bovendien zijn die opborrelende belletjes ook erg mooi om zien. Koop best een pomp met een luchtdebiet van minstens 150 liter per uur per 1000 liter vijverinhoud. Zorg er voor dat de luchtpomp zelf buiten de vijver staat, liefst boven het waterniveau, en beschermd is tegen regen en zon. Als plaatsen boven het waterniveau niet mogelijk is voorzien we een anti-retour in de luchtslang en leggen de lucht slang ook nog eens in een lus. Aan het uiteinde van de luchtslang komen één of meerdere luchtuitstroom steentjes die we in de vijver hangen. Het is verstandig de uitstroomsteentjes niet te diep in het water te hangen. Een diepte van 40 cm is meestal voldoende.
Kleinere luchtpompen worden meestal geleverd inclusief accessoires zoals luchtstenen. Bij grotere luchtpompen moeten die vaak apart aangekocht worden. Luchtstenen bestaan onder de vorm van bollen, cilinders of schijven. Welke uw voorkeur geniet kan afhangen van waar u ze gaat gebruiken. De schijven zijn bedoeld om ergens op te liggen terwijl de cilinders en bollen eerder worden opgehangen. Bolvormige uitstroomstenen kunnen in een schuin geplaatste drainageslang in de moeraszone gebruikt worden. Zo kan men ze vrij eenvoudig verwijderen en vervangen. Na verloop van tijd gaan alle luchtstenen dichtslibben en moeten ze vervangen worden. Zorg ervoor dat ze gemakkelijk te bereiken zijn. Meestal is een jaarlijkse vervanging aangewezen.
De meest luchtpompen zijn voorzien van vibrerende rubber membranen die verslijten en kunnen uitvallen. Tegenwoordig zijn er ook professionele luchtpompen beschikbaar die werken met zuigers in plaats van membranen en uiterst betrouwbaar hun werk doen. Luchtpompen verbruiken weinig elektriciteit. Lucht is immers erg licht en het in beweging zetten ervan vergt weinig energie.
VIJVERPLANTEN
Vijverplanten zijn interessant om veel redenen. Planten maken de vijver mooier, ze dienen als schuilplaats voor allerlei dieren, ze schermen een deel van het licht af en heel belangrijk, ze reinigen het water.
Wat betreft zuiveren van vijverwater spelen planten een grote rol. Plantenwortels kunnen fungeren als mechanische zeven waar grofvuil blijft tussen hangen, als adsorptieoppervlak waar kleine deeltjes op neerslaan, als drager van nuttige nitrificerende bacteriën (die zuurstofbehoeftig zijn en dus graag op planten zitten), als verbruikers van de reststoffen van de afbraakprocessen. Geen een enkel filtersysteem kan wat planten kunnen: fosfaten en nitraten opslorpen en omzetten tot weefsel. Planten maken het werk van de filter af.
Men kan de vijverplanten onderverdelen in verschillende groepen.
Zuurstofplanten leven volledig ondergedoken in het water. Ze reinigen het water van voedselresten en produceren overdag zuurstof. Zelf bieden ze een onderkomen voor veel kleine waterdiertjes, jonge visjes incluis. Zuurstofplanten gaan in concurrentie met algen, zowel zweefalgen (groen water) als draadalgen (slierten). Als er voldoende zuurstofplanten groeien gaan de algen verhongeren. Introduceer verschillende soorten zuurstofplanten, liefst uit verschillende genera. De praktijk heeft namelijk uitgewezen dat het moeilijk, zo niet onvoorspelbaar is welke van deze zuurstofleveranciers het best zal gedijen in de vijver. Bovendien is ons klimaat zo wisselvallig dat het ene seizoen deze onderwaterplant welig groeit, terwijl hij het volgend jaar minder goed presteert. Wie, vijf of meer soorten zuurstofplanten poot heeft een heel grote kans op succes. Voorbeelden zijn: fonteinkruid, bronmos, aarvederkruid en hoornblad.
Drijfplanten drijven los op het wateroppervlak. Drijfplanten zijn uiterst nuttig, vooral in jonge vijvers. Ze beschermen het water en de vijverdieren tegen te veel zoninstraling. In een wat oudere vijver nemen waterlelies deze rol over. Drijfplanten zijn een erg goedkope en natuurlijke (eventueel tijdelijke) oplossing. Voorbeelden zijn vlotvaren, kikkerbeet, watervorkje en driepuntroos.
Drijfbladplanten zijn verankerd onderaan in de diepte van de vijver en hebben drijfbladeren aan lange stelen. De bekendste planten uit deze groep zijn de waterlelies. Winterharde waterlelies bestaan in verschillende kleurtinten: wit, rood, roze, geel en oranje. De meeste soorten – met uitzondering van de reuzen en dwergen – gedijen prima op een diepte tussen 50 en 80 cm. Andere opties zijn de gele plomp en watergentiaan die beiden ook op meer beschaduwde plaatsen kunnen groeien en bloeien.
Moerasplanten staan met hun wortels in het water, hun takken en bladeren reiken in de lucht. Moerasplanten ‘verlevendigen’ de waterpartij. Ze voegen vormen toe die kunnen harmoniëren met het vijverconcept maar die ook gewild kunnen contrasteren. Goede voorbeelden zijn: dotterbloem, iris, kalmoes, mattenbiezen, egelskop, snoekkruid en zwanenbloem.
Welke waterplanten kan men gebruiken als filterplanten?
Het antwoord is dat eigenlijk alle vijverplanten geschikt zijn – want ze gebruiken allemaal nitraten en/of fosfaten als voeding – maar dat sommige beter geschikt zijn dan andere. Hoe sneller een plant groeit hoe meer voedingstoffen hij verbruikt. Weinig eisen stellende en snelgroeiende planten zijn het meest aangewezen voor filterdoeleinden.
Een gezonde vijverplant is te herkennen aan zijn krachtig uiterlijk en zijn algemeen uitzicht. Een dichte bossige groei is te verkiezen boven een ijle hoewel veel afhangt van de soort plant. Bij aanschaf moet de plant er helder en levendig uitzien, verzorgd en proper. We kiezen eerder exemplaren met meerdere jong opkomende bladeren dan voor een paar hoge grote bladeren die waarschijnlijk toch zullen verloren gaan na het verpoten.
Op de juiste manier planten
Men kan ervoor kiezen de planten los in de bodem van vijver of moeras te planten of men kanvijvermandjes gebruiken. Wanneer de vijverplanten in plantmanden gezet worden zal het onderhoud achteraf veel eenvoudiger zijn. Het wordt dan ook mogelijk de plant met mand en al te verplaatsen wat erg handig kan zijn, bijvoorbeeld om mooie kleurencombinaties te maken tijdens de bloei.
Kies voor vijvermanden die voldoende groot zijn. In het mandje moet men eerst gaas of een plantnetje leggen, bijvoorbeeld jute. Toch wanneer men vijveraarde of een andere fijne grondsamenstelling gebruikt. Vervolgens doet men gekochte vijvergrond of leem of een klei-zandmengsel in het mandje. Voor voedingsbehoeftige planten zoals waterlelies en snoekkruid is het aanbevolen er leem of klei onder mengen. Voor de meeste zuurstofplanten (met uitzondering van de fonteinkruiden die van een rijkere bodem houden) hoeft men geen vijvergrond. Men mag gerust een fijn gesteente zoals kiezel, fijne lava of beter nog clinoptiloliet als substraat gebruiken want voor deze planten dient de bodem enkel als verankering (er hoeft dan ook geen jute in het mandje).Behandel de waterplanten in ieder geval voorzichtig en druk de bodem zeer goed aan.
Na het planten dekt men de grond af met kiezel, fijne lava of beter nog met clinoptiloliet steentjes. Daarna knipt men de overtollige jute weg. Voorzichtig laat men de mand nu te water.
De esthetische toepassing van vijverplanten
Vijverbeplanting of tuinbeplanting, eigenlijk zou het niet mogen uitmaken. Wil men een mooi geheel dan zal er moeten gedacht worden in lijnen en vormen, herhaling en contrast. Voor vijvers gelden immers dezelfde regels als voor de rest van het tuinconcept. De schoonheid van planten komt van hun kleur en hun vorm. Buiten de bloeiende vijverplanten die voor kleuraccenten kunnen zorgen moet men zich niet teveel illusies maken over veel mogelijkheden wat betreft kleur. De meeste vijvergewassen zien er nogal groen uit, soms wat lichter soms wat donkerder. Vandaar dat men best op zoek enkele anders gekleurde planten.
Purperbruine bladkleuren zijn er niet veel: rode lobelia’s en de vlekken op sommige waterleliebladeren. Blauwgroen vinden we wat terug bij Thalia dealbata. Gelukkig is er wel een mooi aanbod aan geel of beige gestreepte planten, de bontvormen van een aantal vijvergewassen. Het grote voordeel van al deze gestreepte ‘variegata’ gewassen is dat ze licht brengen in de watertuin. De vijver wordt zo vrolijker, zonniger, warmer, zuiderser. Op het gebied van bontheid is Houttuynia cordata ‘Chamaeleon’ zonder enige twijfel koploper. Deze plant met bladeren die gans het seizoen lang tegelijkertijd kakigroen, beige en roze zijn durven toepassen is echter niet zo vanzelfsprekend. Hij is echt bont en zal niet in alle vijvers op zijn plaats zijn.
Vermits er niet echt veel mogelijkheden zijn met bladkleuren zal men het vooral moeten hebben van de vormen van de waterplanten en deze uitspelen in het vijverconcept. Harmonie, contrast en herhaling, daar draait het om zoals dat het geval is bij elke vorm van tuinarchitectuur. Alleen moet men ervan bewust zijn dat het effect van elke plant veel uitgesprokener zal zijn in de aanwezigheid van water. Het spiegeleffect zorgt voor overdrijving, verdubbeling, dan weer voor zachte vervaging. De tinten veranderen keer op keer, silhouetten worden vervormd door rimpelende golfjes. De essentie der dingen wordt veel duidelijker in de aanwezigheid van water.
Spelen met bladvormen
Kennis en een correct gebruik van waterplanten leiden hier tot onovertroffen schoonheid. Het zijn de juist geplaatste vijverplanten die een meerwaarde geven en het mooie van (strakke) vijvers ophemelen. Wanneer wij spreken over de vorm van planten dan bedoelen wij hun effect op afstand. Recht opgaande planten zoals hoge biezen zorgen voor verticale elementen. Ze staan haaks op het horizontale watervlak. Dergelijke rechtopgroeiende, voor verticale elementen zorgende vijverplanten, zijn volop voorhanden: dwerglisdodde, biezen, grassen, paardenstaarten.
Waterlelies en andere planten met een vlak uitzicht benadrukken het horizontale van de waterlijn. Planten met eerder horizontale structuren zijn er volop te vinden. Denk aan waterlelies, drijvend fonteinkruid, kikkerbeet, waterdrieblad, waternavel en watergentiaan. De schijfvormige, horizontaal op het wateroppervlak drijvende bladeren van waterlelies kunnen zorgen voor een herhalingseffect bij ronde of ovale vijvers. Anderzijds zal het ronde van zowel de bladeren als de bloemen van de waterlelie prachtig contrasteren met het rechtlijnige van een strak geometrische vierkant of rechthoekig bassin. Krabbenscheerplanten geven een gelijkaardig, misschien nog uitgesprokener effect.
Een beperkt aantal oever- en moerasplanten ontwikkelt eerder schuine structuren. Het loont zeker de moeite specifiek te zoeken naar enkele van deze gewassen om nóg meer afwisseling brengen in het vijverlandschap. Schuin groeiende of er schuin uitziende vijverplanten zijn bijvoorbeeld snoekkruid, bonte kalmoes, pijlkruid en krabbenscheer in volle zomer. Doordat deze gewassen echt opvallen door hun vorm zal men ze toepassen op een strategische plaats, misschien wel als solitair.